Op reis in het verre Zweden vernam ik dat Tonke Dragt was overleden. Ik heb haar nooit gekend, niet persoonlijk. Toch droeg ik die dag een wolk verdriet met me mee.

Ik was tien, denk ik, misschien negen, toen ik het eerste boek van Tonke Dragt kreeg van mijn moeder. Het was De brief voor de koning. Mijn moeder kende me goed. Ik las als kind alles wat los en vast zat. Maar ik was geen Tiny-lezer. Voor mij geen bravemeisjesboeken. De boeken van mijn broers had ik al stukgelezen. De Rode Ridder, Bas Banning, Winnetou, … En toen was daar De brief voor de koning. Ik verdween in een nieuwe wereld, een herkenbare feodale wereld die tegelijk zo nieuw en spannend was, een wereld met welklinkende namen, als het koninkrijk van Unauwen en Dagonout. Op de schutbladen van het boek had de schrijver (Tonke? Tonke Dragt? Wat was dat al een bijzondere naam!) een plattegrond getekend, waar ik tijdens het lezen steeds naar ging kijken, om de reis van Tiuri mee te volgen.

Ik opende, samen met Tiuri, de deur van de kapel en nam de opdracht – de brief afgeven aan de Zwarte ridder met het Witte schild – aan. En daar ging ik. Meegesleept werd ik, naar de stervende ridder, naar het prachtige paard, Ardanwen, naar de Rode Ruiters, de Grauwe Ridders, naar Menaures, de kluizenaar en naar Piak, die Tiuri’s vriend wordt. Naar Jaro, naar ridder Ristridin, naar Slupor, … En naar Marius natuurlijk. Marius, de Dwaas van de Boshut, het meest ontroerende personage van het verhaal, misschien omdat hij zo kwetsbaar is?

Toen ik ouder werd, zag ik de reis van Tiuri als een coming of age-roman, een weerspiegeling van mijn strijd als puber, een verhaal waarin je leert over de keuzes die je maakt in je groeiproces. Over hoe je in moeilijkheden komt, als je de regels niet volgt en je niet doet wat de anderen doen. Maar ook: hoe je pas ‘ridder’ wordt als je je eigen hart volgt.

Bij uitbreiding is het een boek over het leven. Een leven waarin je wordt geconfronteerd met goed en kwaad, en met de dood; met mensen die je vriend of je vijand kunnen zijn. Een leven waarin je verkeerd kunt worden begrepen, keuzes moet maken, jezelf steeds weer tegenkomt. Het leven: een reis door wilde wouden.

Tonke Dragt is niet meer. Maar haar boeken blijven. Ik heb ze allemaal. En allemaal heb ik ze stukgelezen. De brief voor de koning nog het meest. Toen ik nog dat nagelbijtende, jongensachtige meisje met jeans én vlechten was, was het mijn spannendste, meest aangrijpende boek. Nu, vijftig jaar later, terwijl ik door de Zweedse wouden trek, en over de winderige fjälls, besef ik dat het een handleiding werd voor het leven. Een handleiding om een Dwaas te durven zijn, nog meer dan een ridder.