Ik zie al een heleboel wegduikende hoofden, ogen die gauw een andere kant uitkijken, een muis die wegklikt. Dus schrijf ik het nog maar eens neer. Voor die ene die nog half en half een grap verwacht, of een halfslachtig weerbericht.
Depressie.
Het woord weegt zwaar, zo zwaar als het staartje aan de p dat loodrecht naar beneden wijst, als hing er een schietlood aan.
Had u al eens last van een depressie? En – voor de duidelijkheid – ik heb het over dat zwarte gevoel in uw geest, niet die letterlijke wolk of kolk die overdrijft en iemand als Frank De Boosere doet watertanden.
Nee, u natuurlijk niet. U heeft al wel eens een dipje. Vast wel. Maar een depressie? Zo’n angstaanjagende stinkende pot vol treurnis en vermoeidheid? Die laat u aan u voorbijgaan. Daar kiest u voor, zegt u beslist.
Er zijn momenten in het leven die mij te zwaar wegen. Ik krijg ze niet weggevaagd, al borstel ik nog zo driftig door mijn ziel.
Dit is zo’n moment. Het duurt al weken.
Het angstzweet breekt u nu helemaal uit. Die lelijke spatten van woorden bedreigen uw gelikte, afgeborstelde, blinkende wereld. Maakt u zich geen zorgen.
Om uw glanzende bestaan.
De zon schijnt. Ook voor mij. Ik kan genieten van Bach en Coldplay. Ik ga sporten. Mijn werk is netjes op tijd af. Ik glimlach en luister en praat en zing zelfs af en toe. Maar in mijn hoofd kreunt een zieke walvis onophoudelijk een klaaglied. Soms staar ik minutenlang naar mijn scherm, mijn vingers hangen besluiteloos boven het toetsenbord, gedachten druppen nauwelijks door. Of er is maar één gedachte die zich eindeloos herhaalt. Ik ben moe, ik ben moe, ik ben moe, ik ben moe … Die gedachte tuimelt een lange wenteltrap af, naar ergens diep in mij, waar ik grond weet. Ik leg ze daar neer, geef haar een dekentje, een zacht kussen. Wanneer ze eindelijk slaapt, zoek ik een andere gedachte in de bibliotheek van mijn brein. Een uitgeslapen vervangster. Ik poets haar voor de vorm nog wat op en leg haar dan de teugels om. Mijn spieren trillen als overspannen elektriciteitskabels terwijl ik haar voorttrek, al die wentelende treden opnieuw op. Als ik haar boven heb gekregen, komen mijn vingers terug in beweging en verzacht het lied van de walvis. Dan gaat het leven weer een poosje voort.
Daar kies ik voor.
Denk ik.